woensdag 10 augustus 2011

Borneo - Technieken



De gebruikte instrumenten zijn eenvoudig en bestaan uit twee of drie prikkers en een ijzeren slagpin, die in houten kistje wordt bewaard. De houten prikkers heeft een kort, puntig uiteinde dat in een rechte hoek aan de steel zit. Aan het einde puntjes is een klompje hars bevestigd, waarin drie of vier korte naalden zijn gestoken. De slagpin is een korte, met ijzer beklede stok. Om de helft ervan is touw gedraaid. Het pigment is een mengsel van roet, water en suikerrietsap en wordt bewaard in een ondiepe kom. Het beste roet is volgens de overlevering afkomstig van de bodem van een metalen kookpot.

De ontwerpen worden in hoogreliëf in houten blokken gekerfd. Deze worden bestreken met de inkt en tegen het lichaam gedrukt. Zo ontstaat een afdruk van het ontwerp. De te tatoeëren persoon ligt op de grond. De tatoeëerder en een assistent zitten er gehurkt naast. De tatoeëerder doopt een stukje vezel van de suikerpalm in het pigment en drukt dit tegen het tatoeëren lichaamsdeel. Zo zet zij het patroon van de rijen of banden uit. De tatoeëerder of assistent rekt de huid op met haar voeten. Ze doopt een prikker in het pigment en tikt met de slagpin op het handvat. Zo werkt ze het patroon af langs een lijn. Het is een pijnlijke operatie en er is geen ontsmettend middel: een nieuwe tatoeage gaat vaak zweren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten