
Begin zevende eeuw had Japan grotendeels de Chinese cultuur en gewoontes aangenomen. Daardoor raakten tatoeages officieel uit de gratie. Tatoeëren werd taboe, een teken verschoppelingen en criminelen. Dragers van tatoeages werden verstoten en uit de familie en de gemeenschap verdreven. De eerste melding van tatoeëren van mensen als straf dateert uit het jaar 720. De keizer ontboot Hamako, Muraij van Azumi en zei: "Je was van plan een staatsgreep te plegen. Daar staat de doodstraf op. Ik zal je echter grote genade tonen en de doodstraf omzetten in een

tatoeage."
De Ainu hanteerde echter een andere esthetische code. Dit volk woonde op Hokkaido, het noordelijskte eilan van Japan. De meisjes van het volk werden op hun lippen, benen, armen en handen getatoeëerd, als teken van schoonheid. Vandaag de dag wordt dit niet meer gedaan, maar tot rond 1980 konden oudere Ainuvrouwen nog hun tatoeages laten zien.
Vanaf de 17de eeuw werd er in Japan een algemeen geldende code van getatoeëerde criminelen en verschoppelingen te identificeren. Bij verschoppelingen werd er een kruis getatoeëerd op de binnenkant van de onderarm, of een rechte lijn op de onder of bovenarm. Criminele werden voorzien van diverse symbolen, die de plaatsen aangaven waar de misdrijven hadden

plaatsgevonden. In een bepaalde streek werd bij criminelen het pictogram hond op het voorhoofd getatoeëerd. Andere tekens waren patronen van lijnen, krijsen, dubbele lijnen en cirkels. Getatoeëerd worden, was een straf voor zware criminele. Personen met tatoeages werden door hun familie verstoten en mochten niet deelnemen aan het gemeenschapsleven. Voor Japanners stonden tatoeages gelijk aan zware straffen. Tegen het einde van de zeventiende eeuw was de tatoeages grotendeels vervangen door andere straffen en kwam het decoratieve tatoeëren in opkomst. Deze praktijk was illegaal, maar was populair onder de criminelen. Zij veranderden hun tekenen van criminelen in iets moois. Tatoeages werden ook populair onder de brandweermannen, die watersymbolen gebruikten bij hun gevaarlijke werk. Daarmee werd een verband gelegd tussen mannelijke eigenschappen esthetische tekens.
Halverwege de achttiende eeuw stimuleerde een populaire Chinese roman, Suikoden, de populariteit van het tatoeëren. In het boek kwamen diverse zwaar getatoeëerde helden voor. De Japanse versie van Suikoden was geïllustreerd door diverse kunstenaars, Zij creëerden stuk voor stuk prenten met nieuwe interpretaties van de tatoeages uit de roman.
In de achttiende eeuw bloeide de siertatoeage als onderdeel van de populaire cultuur in Edo,

zoals Tokyo toen heette. Aan het begin van die eeuw werd de Japanse blokdrukkunst ontwikkeld, ook wel ukiyo-e genoemd. Uitgevers hadden illustraties nodig voor romans, en theaters wilden advertenties drukken voor toneelstukken. De ontwikkeling van de blokdruk loopt parallel met die van de tatoeage en had er ook een grote invloed op. Ondanks het verbod bleven tatoeages populair, vooral onder de leden van de Yakuza. Dat waren criminele bendes, bestaande uit boeven, arme boeren en arbeiders die naar Edo waren getrokken in de hoop op een beter leven. Tatoeëren was pijnlijk en was daarom volgens de Yakuza een teken van moed. Het was van permanente aard en dus het bewijs van levenslange trouw aan dr groep. Het was illegaal, en dus waren zij voor altijd gebrandmerkt als crimineel.