
Ta moko, of moko, traditionele Maoritatoeages, verschilden van de lichaamsversiering van andere Polynesische volken. De Maori sneden namelijk in de huid om littekens te maken. Veel Polynesische tatoeages waren afgeleid van de rechtlijnige, geometrische patronen die geschikt waren voor de Polynesische tatoeagekammen.
De Maori maakten kromme lijnen, gebaseerd op de spiraal. Maori tatoeages worden gekenmerkt door dikke lijnen en herhalingen van specifieke motieven. Met deze motieven werden ook hun andere kunstvormen versierd, zoals houtsneden en met de hand geweven stoffen. Op de gezichttatoeages zijn duidelijk twee spiraalpatronen te zien, die sterk lijken op het varenblad, een steeds terugkerend motief in de Maori kunst.

Een traditionele tatoeëerder, de tohunga-ta-moko, kon twee verschillende patronen aanbrengen: een patroon op basis van een gepigmenteerde lijn en een op basis van een donkere achtergrond met ongepigmenteerd patroon. Van oudsher volgden tatoeëerders zeer specifieke regels. Maar door de enorme culturele complexiteit van de vele stammen en volkeren in Nieuw-Zeeland, bestonden er veel lokale varianten. Er wordt echter wel aangenomen dat voor

Ook tatoeages op andere lichaamsdelen, zoals de billen en dijen, volgden de natuurlijke contourlijnen. Op een goed uitgevoerde tatoeage kon de natuurlijke 'geografie' van de gezichtskenmerken worden afgelezen.
Alle mannen, behalve slaven en niet-krijgers, hadden tatoeages op het gezicht en meestal ook op

Moko-ontwerpen bestonden uit een reeks traditionele elementen, die elk een naam hadden. Maorileiders konden hun gezichttagoeages exact natekenen gebruikten ze als handtekening.